Deze column is gepubliceerd in M&C Quarterly (2020, 3)
Wat is mooi of lelijk in je organisatie?
We horen het vaak: ‘Dat was een mooie tweedaagse’ of ‘Jullie hebben een mooie offerte geschreven.’ Maar wat wordt dan eigenlijk bedoeld met ‘mooi’? Of wat is het verschil wanneer iemand na een presentatie zegt: ‘Dat was een “goed” verhaal, Wim!’ Of dat was een “echt” verhaal, Wim! Of dat was een “mooi” verhaal, Wim! Wat “goed” en “waar” is, is vaak nog wel iets zinnigs over te zeggen. Maar wat mooi is in organisaties, ‘het Schone’, lijkt een stuk moeilijker te duiden.
Organisaties zijn jarenlang gedomineerd door ‘het Goede’ en ‘het Ware’, schrijven De Groot, Weggeman, & Van Aken (2015). Moderne organisaties die trots, werkplezier en flow als strategische pijlers kiezen, doen er volgens hen goed aan om bij hun medewerkers een ‘esthetisch bewustzijn’ te ontwikkelen. ‘Wat is mooi of lelijk in je organisatie?’ vragen ze aan managers en medewerkers van een aantal geselecteerde organisaties. Uit hun onderzoek blijkt dat mensen hier vaak geen woorden aan kunnen geven. Aesthetic muteness, heet dat: de moeite die mensen hebben om het schone (of het lelijke) onder woorden te brengen.
‘Mooi’ in organisaties wordt meestal gebruikt in de zin van prettig of hanteerbaar. Was die ‘mooie tweedaagse’ alleen maar aangenaam, of zijn daar ook de echte/goede vragen gesteld? Krijgt de adviseur met die ‘mooie offerte’ de opdracht juist omdat hij of zij daarin de ongemakkelijke waarheid heeft verbloemd? Als we met onze aesthetic muteness het niet goed kunnen hebben over mooi en lelijk, komen we dan wel in gesprek over wat ons raakt of ons ten minste dient te raken?
Deze bijdrage gaat over de vraag: hoe kun je het mooie van organisaties in het lelijke leren zien en daarmee toegang krijgt tot ‘het Goede’ en ‘het Ware’.
Van dichtbij wordt het mooier
‘Je komt te dichtbij’, beweerde een collega laatst, toen ik wat gefrustreerd vertelde over een vastgelopen veranderproces. ‘Hoe bedoel je?’, vroeg ik. Mijn collega: ‘Mensen worden ongemakkelijk als je ze vraagt hun onvolkomenheden te etaleren. Ze zijn niet gewend om het lelijke van de ander in zichzelf te zien.’ Onderweg naar mijn vakantiebestemming moest ik weer aan zijn antwoord denken. Ik zat vanaf een terrasje naar de etalage van een oud winkelpandje zat te kijken. Het glas was gebroken er lag een oude lap witte stof achter het raam. Ik raakte gefascineerd door de aanblik van zoveel ontreddering.
Ik liep er naartoe om wat foto’s van dichtbij te maken. En dacht aan de uitspraak van de fotograaf Robert Capa “If your pictures aren’t good enough, you’re not close enough’ En inderdaad hoe dichter ik bij kwam hoe mooier de foto’s werden. Ik was naar ‘het lelijke’ toe gelopen en had er ‘het mooie’ in ontdekt. Klik op de slider en kijk es hoe bijzonder!
Wat we niet kennen, komt ons aanvankelijk als lelijk voor. ‘All profoundly original art looks ugly at first,’ schrijft de kunst criticus Greenberg in 1943 over de ‘action painter’, Jackson Pollock. Als dit ook voor organisaties geldt, komen we nooit bij het ware en het goede, als we het lelijke niet gaan herkennen als bron.
Wat we niet kennen, komt ons aanvankelijk als lelijk voor. ‘All profoundly original art looks ugly at first’, schrijft de kunstcriticus, Greenberg in 1943 over de action painter, Jackson Pollock. Als dit ook voor organisaties geldt, komen we nooit bij ‘het Ware’ en ‘het Goede’, wanneer we lelijke niet gaan herkennen als bron.
Van kosmische orde naar schone schijn
‘Het Schone’ was volgens de Grieken verbonden met de kosmische orde en zij zagen de kunsten als middel om deze wetmatige orde in contact te brengen met de mensen. Dat is nu voor ons heel anders. Kunst heeft zich in de loop van de eeuwen in het westen ontwikkeld als een uiting van ‘de wereld in de mens’ en niet meer als uiting van de goddelijke kosmos. In de schilderkunst stelde het lineaire perspectief en gebruik van licht en donker kunstenaars in staat ‘het Schone’ in de wereld als door een venster te laten zien. Aanvankelijk was ‘mooi’ synoniem met verheven.
De 18e eeuwse schilder Reynolds dicteerde dat kunst moest gaan over ‘some eminent instance of heroic action or heroic suffering, such as the great events of Greek and Roman fable and history, the capital events of the scripture’. Later, als reactie hierop, werd schoonheid niet meer gekoppeld aan heroïsche gebeurtenissen maar aan het vermogen van de kunstenaar om het bijzondere te zien in het alledaagse. De romantische dichter, Wordsworth, formuleerde het zo: ‘To give the charm of novelty to things of everyday, and to excite a feeling analogous to the supernatural, by awakening the mind’s attention from the lethargy of custom, and directing it to the loveliness and the wonders of the world before us.’
‘Het Schone’ van de heroïek en van het intieme alledaagse werd in de filosofie destijds vertaald naar twee esthetische categorieën: ‘Het Schone’ en ‘het Sublieme’. ‘Het Schone’ is te vinden in het prettig pittoreske; ‘het Sublieme’ komt voort uit ervaringen van ongemak die het aangename in intensiteit overstijgen: het overweldigende, irrationele, wat je niet kunt bevatten, wat je verstand te boven gaat.
Gaf bij de Grieken ‘het Schone’ uitdrukking aan de kosmische orde, dan wordt ‘het Schone’ in het begin van de 20ste eeuw, met de toenemende aandacht voor het onderbewuste, tot het laagje vernis, de schone schijn, waaronder zich de rauwe innerlijke werkelijkheid zich afspeelt.
Esthetisch bewustzijn in de praktijk
In lijn met het onderzoek van De Groot en Weggeman denk ik dat we die schone schijn in organisaties moeten en kunnen doorbreken door het ontwikkelen van een esthetisch bewustzijn. Als voorbeeld hiervan, moet ik denken aan een verandertraject enkele jaren geleden bij een verffabriek waar ik de opdracht had om vanuit employee engagement de kwaliteit van de processen op een hoger plan te krijgen, te beginnen met een cultuurverandering in de fabriek. Het ongemak om het lelijke van de ander in jezelf te zien, waar ik zo-even over schreef, was daar aanvankelijk alom aanwezig.
Gewapend met jaren oude vooroordelen liepen mensen met een grote boog om elkaar heen. Het lelijke van de ander had zich in de eigen hoofden vastgezet. En als je aesthetically mute bent, wordt het moeilijk om dit bij elkaar los te wrikken. Totdat we, bij toeval, werden geholpen door mijn fascinatie met de esthetiek in en rond deze fabriek. Als kunstenaar/adviseur waande ik me soms in een snoepfabriek en genoot van mooie spetters op deksels en vlekken op de vloer van onvoorkomen morsingen en deelde mijn genoegen vrijelijk.
Tot mijn verbazing begonnen productiemedewerkers mij na verloop van tijd attent te maken op dergelijk ‘schitterende ongelukken’ met verf. ‘Waarom vind je dit mooi,’ vroeg een aantal van hen. Omdat het echt is,’ was mij antwoord. Je kunt de kwaliteit van je processen verbeteren als je leert zien dat zo’n morsing niet verdoezeld moet worden, maar gewoon bij het proces hoort. Door de onbedoelde verfspetters mooi te leren vinden, kun je ze ontdoen van schuld en schaamte (wie heeft dit gedaan?) en gebruiken om de samenhang te ontdekken in het complex van ‘ware’ factoren die een dergelijk ongeluk veroorzaakt.
Ik herinner me dat we deze omkering (van fout naar waar, via mooi) ook konden betrekken op de onderlinge verhoudingen. Als je waarderend leert kijken naar wat misgaat in het proces, kun je ook waarderend leren kijken naar wat er ‘mis’ is met je collega (van slecht naar goed, via mooi). Ik werkte in teamsessies met lange check-ins waarbij mensen kans zagen om dichterbij elkaar te komen, het goede te zien in de ander en de kwaliteit van diens anders zijn.
Door tijd nemen en stil te staan leerden we de schoonheid van elkaars ongemak herkennen. Het jarenlange gekoesterde oordeel over de ander werden spatvlekken waar je gefascineerd naar kon kijken. En af en toe vond ik een foto van een medewerker of manager op mijn telefoon van een vlek of spat en zag hierin het bewijs van een ontwikkelend esthetisch bewustzijn in deze organisatie voor het mislukte, het onbedoelde, het ongebruikelijke.
Terug naar de dingen zelf.
In 1917 stelt de kunstenaar Duchamps een urinoir tentoon in The Grand Central Palace in New York. Gewoon een lelijk ding en ook nog ondersteboven. Hij wil daarmee laten zien dat we kritisch moeten kijken naar wat we behoren mooi te vinden.
En plotseling was het kunstwerk geen venster meer waardoorheen we naar iets moois kijken. Het ding zelf kijkt als door een venster naar ons, mensen. Zoals Goethe het beschrijft: ‘Every new object, well contemplated, opens up a new organ of perception in us.’ De verfvlek op de vloer is geen morsing, het is een oog en een stem die ons bevraagt op wat we willen zijn, mooi of lelijk of af en toe subliem in de wereld die ons gecreëerd heeft.
Tenslotte
Het is meer dan 100 jaar geleden dat Duchamps zijn “Fountain” exposeerde. En we lijken nog steeds niet van de schrik bekomen. Het wordt tijd om de boodschap van die expositie serieus nemen: sta eens stil bij de dingen zoals ze zijn en laat je niet vertellen hoe het zit. Voorbij de schone schijn, dat we het allemaal best wel mooi geregeld hebben. Het wordt tijd dat we onze eigen ontreddering onder ogen te durven zien. Van heel dichtbij. En daarmee de ongekende mogelijkheden om het anders te doen, toelaten. Dat zou mooi zijn. Het nieuwe schone!
Referentie:
de Groot, S., Weggeman, M., & van Aken, J. E. (2015). A request for organizational beauty: How positive aesthetic experiences contribute to affective commitment. Researchgate.Net, (August).